Tijdens Gek van Kunst verzorgt Albert Sanders, docent beeldend vormen bij de opleiding Social Work op de Hogeschool Arnhem-Nijmegen, enkele rondleidingen. “Het werk kan iets blootleggen van de binnenwereld van de kunstenaar.”

Wat gebeurt er in dit werk? Als je hier een titel aan zou moeten geven, welke zou dat zijn? Stel dat je in deze stad zou gaan wonen, welk huis zou je dan kiezen? Het zijn zomaar wat vragen waarmee Albert Sanders de groep van twaalf belangstellenden bij de expositie Gek van Kunst aan het praten krijgt. Juist dat gesprek kan ertoe bijdragen dat mensen anders naar deze werken gaan kijken.

“Bezoekers van een tentoonstelling over kunst gemaakt door mensen uit de psychiatrie, hebben daar waarschijnlijk bepaalde verwachtingen van”, vertelt Sanders in een gesprek voorafgaand aan zijn rondleidingen. “Je kunt bijvoorbeeld denken dat die geestelijke nood zichtbaar zou moeten zijn in het werk. Soms levert dat werk op dat je beter niet kunt tentoonstellen, omdat dat heel heftige beelden zijn, waar een toeschouwer niets mee kan. Ik wil laten zien dat je op heel veel verschillende manieren naar die kunstwerken kunt kijken. Zo kun je je afvragen of een schilderij in alle vrijheid is gemaakt, of dat het voortkomt uit eindeloze therapeutische en creatieve sessies. Maar het kan ook iets zichtbaar maken van een binnenwereld van de kunstenaar, zonder dat er een link is met die psychische problemen. Op die manier wil ik met bezoekers door de tentoonstelling lopen.”

Outsider-kunst

Tussendoor schetst Sanders wat context en staat hij bijvoorbeeld stil bij het begrip outsider-kunst. Hoe moet je dat zien en kun je het überhaupt wel zien? En wie bepaalt wie outsider is en wie niet? “Dat is op zich al een vreemd etiket, we hebben allemaal beperkingen. Interessant vind ik om te horen wat voor vragen dat bij jou als beschouwer oproept, wat leert het je, wat neem je ervan mee?” Sanders’ vragen komen grotendeels voort uit de opvattingen van Visual Thinking Strategies. En dat leidt inderdaad tot gesprekken, niet alleen tijdens de rondleiding, maar ook na afloop met twee aanwezige kunstenaars.

Zelf vindt Sanders het heel mooi om te zien dat de totaal verschillende achtergronden en verhalen van de deelnemende kunstenaars niet direct terug te lezen zijn in hun werk. “Je ziet grote verschillen in artisticiteit, maar dat blijkt onmogelijk te koppelen aan de achterliggende psychische problemen. Wat ik ook mooi vind, is de enorme verscheidenheid, van een bijna academische benadering van de schilderkunst tot een heel naïeve, zonder dat dat ten koste gaat van de zeggingskracht van het werk. Dat alles bij elkaar maakt dat ik dit zo’n bijzonder project vind, waaraan ik met heel veel plezier heb meegewerkt.”